top of page

Mount Doom (a.k.a. de Tongariro Crossing)

  • Andrea
  • 8 dec 2017
  • 2 minuten om te lezen

Nieuw Zeeland staat zich voor op z’n natuurschoon. Wandelen, of tramping zoals ze dat hier noemen, is een nationale sport. Overal is wel een wandeling te maken, voor een half uur, een dag, of zelfs meerere dagen. De mooiste wandelingen hebben het predikaat ‘Great Walk’, en daarvan zijn er 9 in totaal. De meeste zijn een soort huttentocht zoals je die in Europa in de Alpen hebt, maar omdat ze heel populair zijn, zijn ze meestal al maanden van tevoren volgeboekt. Op het Noorder-eiland zijn drie van de negen wandelingen (omdat, zoals gezegd, het Zuider-eiland kennelijk véél mooier is). We probeerden ons geluk bij Tongariro, het oudste park van Nieuw Zeeland (en het 4-na oudste park in de wereld). Tongariro is een vulkanisch gebied, met super-actieve vulkanen, en alle zwaveldampen en zuur-meren die daar bij horen. De bekendste is Mount Ngauruhoe, misschien beter bekend als Mount Doom uit de Lord of the Rings, maar de locals, kleinzerig als ze zijn, hebben liever niet dat je hem zo noemt. (Ik dacht aan een oud-tante, die altijd zo giftig werd als mensen ‘Holland’ zeiden, in plaats van ‘Nederland’. Tsss. Lekker belangrijk.)

De Great Walk hier bestaat uit een drie-daags rondje om de berg, maar die was volgeboekt. Om toch een deel van het park, en belangrijker, Mount Doom, te kunnen zien, deden we de zogenaamde Tongariro Crossing, die in 20 kilometer gewoon dwars over de berg heen gaat. Steil omhoog en steil naar beneden, maar wij hadden ongelofelijk veel geoefend in de Andes, en bovendien hadden we nieuwe wandelstokken, speciaal voor Nieuw Zeeland Wandelland, dus daar draaiden wij onze hand niet voor om. Op de dag vóór vertrek scheen het zonnetje nog, zodat we een mooi vooruitzicht hadden op de wandeling. Op de dag zelf echter, was het wat minder. Heel toepasselijk Mount Doom weer, dat wel, met dreigende, donkere wolken die we al zagen uit de bus. Wij hadden regenjasjes en waren op alles voorbereid. Bovendien was ons droog weer beloofd, dus liepen we dapper door. Dat uitzicht zou nog wel komen.

Het dreigende weer leverde unheimische plaatjes op, van een uitgedroogd maanlandschap met die donkere wolken er boven. De klim was pittig, en het was koud. Hoe moeten die kleine Hobbits zich wel niet gevoeld hebben, dacht ik steeds, toen ze hier die ring in die vulkaan gingen gooien.

Het leek een eeuwigheid voordat we bovenop de berg stonden, met een rode krater naast ons, een groen meer in de verte, en rookpluimen die op willekeurige plekken uit de aardkorst stoomden. Kijk, daar waren we voor gekomen.

 
 
 

Opmerkingen


bottom of page