top of page

Van de hoogste berg naar de beroemdste vogel

  • Arjan
  • 1 feb 2018
  • 9 minuten om te lezen

De hoogste

Mount Cook (Maori: Aoraki, de berg die de wolken pakt) is met z’n 3.724 meter de hoogste berg van Nieuw-Zeeland. Hij ligt in het Nationaal park Aoraki/Mount Cook, dat in 1953 werd geopend en dat samen met het Nationaal park Westland Tai Poutini, het Nationaal park Mount Aspiring en het Nationaal park Fiordland één van de UNESCO World Heritage Sites is. Het park bevat meer dan 140 bergtoppen hoger dan 2000 meter en 72 gletsjers, die 40 procent (700 vierkante kilometer) van het park bedekken. Wij reden aan vanaf Lake Tekapo en krulden vanaf het plaatsje Pukaki omhoog langs het gelijknamige meer naar het noorden richting de berg die de wolken pakt. Het prachtige diep blauwe water van het meer weerspiegelde de bergketens in de verte met de besneeuwde top van Mount Cook als stralend middelpunt. Wij reden door naar de White Horse Hill camping en hoopten op een plekje zo midden in het hoogseizoen. We hadden geluk: het was heel druk maar er was toch een mooi plekje beschikbaar waar we snel ons tentje opzetten. We ploften neer in onze campingstoeltjes en keken onder het genot van een Clos Henri Pinot Noir uit op Mount Sealy aan de ene kant en Lake Pukaki aan de andere kant: alles wat Nieuw Zeeland aan moois heeft in één moment.

Na een heerlijk frisse nacht maakten we ons op voor twee wandelingen van beide zo’n 5 kilometer: de Hooker Valley Track en de Blue Lakes / Tasman Glacier View Track. Met name de Hooker Valley Track is een waanzinnige wandeling: de wandeling start bij de camping en je komt via een enorme hangbrug langs beken met snelstromend melkig blauw water, loopt langs de Mueller Glacier en komt uiteindelijk via nog een tweetal hangbruggen uit bij de Hooker Lake Lookout waar je ijsschotsen in het Hooker Lake ziet drijven. Onderweg zie je telkens Mount Cook in de verte liggen en bij Hooker Lake Lookout zie je de berg in volle glorie.

Er is nergens schaduw dus zonnebrand en water mee. We hadden geweldig mazzel met het weer. De frisse kou in de ochtend (net boven 0) had plaatsgemaakt voor een aangename warmte tegen het middaguur. Zagen we in de ochtend nog wolkjes tegen de bergen opkruipen, deze losten zienderogen op en waren geheel verdwenen op de terugweg. We konden nu alle bergen om ons heen prefect zien liggen. Dit was toch wel één van zo niet de mooiste wandeling van onze reis. Wij waren terug op de camping en braken ons tentje snel af voor de volgende wandeling. Ook onze tweede wandeling vroeg in de middag was erg mooi: de Blue Lakes / Tasman Glacier View track loopt vrij steil omhoog en bracht ons naar het uitzichtpunt van de Tasmangletsjer en meer. De gletsjer is met z’n 27 km de langste van Nieuw Zeeland. De gletsjer trekt zich sinds de jaren 1990 gemiddeld ongeveer 180 meter per jaar terug. Tegenwoordig is dat opgelopen tot tussen de 477m en 822m per jaar.

Geschat wordt dat de Tasmangletsjer uiteindelijk zal verdwijnen en dat het Tasmanmeer een maximale grootte zal bereiken in de komende 10 jaar tijd. We waren terug bij de auto en de temperatuur was inmiddels opgelopen boven de 30 graden.

De kleinste

Met de raampjes open zetten we koers naar Oamaru waar we pinguïns gingen spotten. Er zijn twee soorten te spotten waaronder de kleinste pinguïn soort ter wereld: de dwerg pinguïn en de andere soort is de geel-oog pinguïn. Op camping Harbour Tourist Park was er nog 1 plekje vrij: die kans pakten we met beide handen aan. Het was namelijk, zo hadden we gelezen, de enige plek in de stad waar de dwergpinguïns vrij over het terrein liepen. Echter eerst liep ik in de vroege avond naar het uitzichtpunt van Bushy Beach Scenic Reserve om de geel-oog pinguïn te spotten. Na 1 ½ uur werd het wachten beloond, de eerste geel-oog pinguïn kwam het strand op om de jongen te voeden. Er volgden er nog een paar, maar de schemering begon te vallen en ik wilde ook nog graag de dwergpinguïn voor onze tent spotten. Die nacht wachtten we geduldig voor onze tent op onze stoeltjes af en toen het eenmaal echt donker was zagen we plots een kleine schaduw onze kant op waggelen. Een dwergpinguïn liep naar zijn nest dat zich onder de keuken/doucheruimte van de camping bevond. Het beestje liep op nog geen meter langs ons en bijna bij het nest werd het en luidruchtige bedoening. De jongen in het nest waren hongerig en begonnen luid te piepen wat werd beantwoord door de ouder. Een schattig tafereel dat eindigde toen de ouder onder de vlonder verdween.

De volgende ochtend hebben we het stadje zelf bezocht. Het staat zich voor op z’n Victoriaanse geschiedenis en mensen lopen daadwerkelijk op de zondagsmarkt in heuse Victoriaanse kleding over straat. Ze nemen het behoorlijk serieus. Zelf is het stadje en toonbeeld van een hippe toeristenplek met z’n vele kunstgalerijen en koffie- en ijswinkels. Een oude stoomlocomotief die toeristen over een kort traject door de stad rijdt maakt het helemaal af. Er was één museum die er wat ons betreft bovenuit stak en dat was het Steampunk HQ. Het betreft een eigenaardige en grappig genre van sciencefiction dat bestaat uit stoom aangedreven technologie. Het is de alternatieve, futuristische versie van het Victoriaanse Engeland van de 19e eeuw. De Steampunk toekomst wordt uitgebeeld door ongewone stoom aangedreven machines zoals beschreven in de boeken van H.G. Wellls en Jules Verne of uit televisie series als Dr. Who. Andrea speelde er nog op het futuristisch orgel. We liepen er met een grote glimlach doorheen.

De volgende ochtend vervolgden we met dezelfde glimlach onze rit en kwamen via de bijzondere Moeraki Boulders uit bij het Groningen van Nieuw Zeeland: Dunedin.

Een relaxte stad met hoofdzakelijk studenten en veel fietsen. Wij hadden onze zinnen gezet op een bezoek aan Otago Peninsula: een schiereiland met heel veel vogels. De reuzenalbatrossen waren helaas allemaal boven zee uitgewaaierd, maar de koningslepelaars waren in grote getale aanwezig en konden we wel bewonderen. We belandden op een prachtige camping vlakbij de Lost Gypsy Gallery.

De gelukkigste

De volgende dag trokken we verder langs de kust en hadden het zo gepland dat we met eb naar de Cathedral Caves (close encouter met een dwerg pinguïn in de rui) konden lopen.

Met vloed lopen deze grotten onder dus timing om de caves te bekijken is belangrijk. Vanuit de caves was het op naar Curio Bay waar we met heel veel geluk hector dolfijnen konden zien en als je nog meer geluk had kon je zelfs met deze dolfijnensoort zwemmen. We rekenden op helemaal niks toen we onze auto op een parkeerplaats vlakbij hadden gestald. Zonder zwembroek, maar gewapend met camera en telelens liepen we het grote strand op. Nadat we aan de vloedlijn over de zee uitkeken naar de dolfijnen zagen we in eerste instantie alleen wat mensen van een surfschool oefenen op hun surfboards. Na en kwartiertje turen wilden we terug naar de auto toen ik op zo’n 200 meter in de zee een zwarte schaduw door het water zag flitsen. Ik riep Andrea en wees op de schaduw, waarna direct een zo herkenbare vin boven water kwam en daarna nog één... We volgden de typische zwembeweging van de twee dolfijnen. Ze gingen op en neer aan de kust: wat waren ze dichtbij! Af en toe zwommen ze ook dwars door de golven richting strand om dan weer om te keren richting de open zee. Terwijl Andrea het water in rende in een poging om met de zoogdieren te zwemmen, hield ik mijn camera in de lucht en waadde ik door de golven verder de zee in om wat foto’s proberen te nemen van een dolfijn die naar het strand toe kwam zwemmen.

Na wat op goed geluk geknipt te hebben keek ik naar Andrea die op zo’n 50 meter van de dolfijnen kwam, tot aan de middel in het water. Na enige tijd verdwenen de dolfijnen uit het zicht. Niet lang daarna zag ik plots twee hoge golven aankomen en moest opspringen. Ik voelde dat mijn iPhone uit mijn borstzakje vloog…mijn smartphone kreeg onbedoeld zwemles. Gelukkig wist Andrea het apparaat na twee duiken uit zee te vissen en we renden terug naar de auto om de boel te drogen. Gelukkig deed de telefoon het weer na twee dagen drogen in een zak met rijst (die we toevallig in de achterbak hadden liggen). Een ander geluk was dat ik zowaar een prachtige shot van een hector dolfijn had kunnen nemen.

De beroemdste

Die namiddag pakten we de ferry van Bluff naar Oban op Stewart Island. Het werd een prachtige overtocht door de Foveaux straat over een best ruige zee. Het is namelijk in deze straat waar drie zeestromingen samenkomen wat hoge en ook onvoorspelbare golven oplevert. Onderweg zagen we af en toe een reuzenalbatros, heel veel grauwe pijlstaartstormvogels en in de haven van Orban zwom een nieuwsgierige witkapalbatros een stukje met de boot mee. De haven is heel mooi gelegen in de Halfmoon bay.

Ons hotel bleek hooggelegen op een heuvel aan de baai te liggen met een prachtig uitzicht. Wij genoten die avond onze maaltijd in het beroemde South Sea hotel. Wat hotel Van der Werff voor Schiermonnikoog is, is South Sea hotel voor Stewart Island. Elke avond verzamelen de locals zich aan de bar en in het restaurant voor wat gezelligheid. Het kan namelijk best saai zijn op het vogeleiland met z’n 400 inwoners (Schiermonnikoog heeft meer dan het dubbele aantal inwoners).

Na een heerlijke nachtrust stonden we vroeg op om de boot te nemen naar eiland Ulva. Het isolement van het eiland Ulva, maar gemakkelijke toegang vanaf Stewart Island heeft het tot een belangrijk gebied van natuurlijke hulpbronnen gemaakt. Het is een toevluchtsoord voor zowel vogels als planten, die zeldzaam zijn of elders in Nieuw Zeeland zelfs al uitgestorven zijn. In 1997 werd het eiland rat-vrij verklaard, na een uitroeiingsprogramma, en zijn elders uitgestorven vogels opnieuw op het eiland geïntroduceerd. Vogelkenners weten dit eiland dan ook hoog te waarderen. Wij hebben een hele dag op het eiland doorgebracht en hebben onder andere de zuidelijke zadelrug, de roodvoorhoofdkakariki en de kaka gespot. De stewarteilandvliegenvanger is de meest nieuwsgierige van allemaal en loopt zelfs over je tenen. Hij gebruikt mensen om voedsel te zoeken. Ik heb dit getest door even met mijn hand in de losse grond te woelen. Het vogeltje kwam er direct erop af om de los gewoelde insecten op te pikken. Terwijl ik bezig was om een kaka paartje te fotograferen was Andrea verder gelopen om andere vogels te spotten.

Nadat ik ook verder was gelopen zag ik haar even verderop het pad staan. Ze wees naar iets in de bosjes en gebaarde dat ik stil maar wel heel snel moest komen. Dat kon eigenlijk maar één ding betekenen…er was een kiwi gespot! We hadden ze af en toe zowel op het Zuider- als op het Noordereiland luid en duidelijk in de nacht horen roepen, maar gezien hadden we er geen. Ik kwam snel naderbij en het was overduidelijk een Zuidereiland kiwi die daar rustig aan het foerageren was. Het is de enige van de 5 soorten kiwi’s die ook overdag actief is. Het was een geringd exemplaar. Als je ‘m zo bezig ziet, zo’n grote kip die telkens zijn snavel diep in de grond prikken op zoekt naar wormen en insecten, besef je hoe bijzonder dit dier toch is. We stonden op nog geen twee meter afstand, maar zien kan een kiwi bijzonder slecht (en ook kleurenblind, het is toch een nachtdier) dus het beestje rende niet weg. Zo lang je maar heel stil bent want horen kan ie des te beter met z’n leuke oortjes vlak bij z’n ogen. Ook z’n reukvermogen is heel sterk ontwikkeld. Zo weet de kiwi uit 192 verschillende soorten wormen zijn favoriete smaak te kiezend. Het is de enige vogel met neusgaten op het topje van de snavel. Bij alle andere vogels zitten de neusgaten bovenaan de snavel. Om het vuil te verwijderen, snuit de kiwi regelmatig. Hij heeft er ook een handje van om z’n neus zo nu en dan eens flink op te halen. Een gewoonte die je kinderen juist probeer af te leren.

Een kiwi heeft ook snorharen, die het staartloze dier in het pikdonker van dienst zijn. Een kiwi-ei is ook meer dan bijzonder; het ei is naar verhouding met het lichaam extreem groot (een derde van het lichaam!) met een broedtijd van 74 - 84 dagen. De jongen van de kiwi lijken precies op hun ouders. Ze zijn alleen wat kleiner. De ontwikkeling van zo een miniatuur vogel kost veel tijd, ook door de extreem lage lichaamstemperatuur. Dan heb je nog z’n verenpracht: alle veren zijn donkerbruin gekleurd een prefecte schutkleur. Een kiwi vertrouwt dan ook op z’n schutkleur en zal zich in tijden van nood soms ‘bevriezen’; doodstil blijft hij zitten, totdat het gevaar geweken is. De veren zien er anders uit dan bij de meeste vogels. Ze lijken meer op haren dan op veren. De kiwi is een loopvogel en heeft daarom geen vliegveren nodig. Het is een unieke gebeurtenis om een kiwi in het wild te zien en we hebben dan ook maar liefst anderhalf uur naar deze beroemdste vogel (en nationaal symbool) van Nieuw Zeeland staan kijken.

 
 
 

Opmerkingen


bottom of page