top of page

Bogota, niet alles is goud wat er blinkt

  • Arjan
  • 1 mrt 2017
  • 5 minuten om te lezen

We vertrokken vroeg op een vrijdagochtend vanuit Manizales en stapten in een mini-bus richtig Bogota met drie andere passagiers. De weg kende weinig rechte stukken en heeft dan ook de bergketen Cordillera Central als vertrekpunt en voert naar de Sabana de Bogotá hoogvlakte waar de hoofdstad ligt. Tijdens de 7 uur durende tocht zie je vele type landschappen: páramo, nevelwoud, woestijn en enorme hoogvlaktes wat de rit heel aantrekkelijk maakt. Het laatste stukje was wat spannend omdat het leek alsof de chauffeur in slaap viel, maar bij navraag gaf hij aan dat de auto een mankement had wat zijn slingerend rijgedrag moest verklaren. Hoe dan ook; we kwamen midden in de spits aan in de hoofdstad en deelden een taxi met een van onze medepassagiers richting on hostel. Dat ritje duurde wel even anderhalf uur voor een paar kilometer. Ondanks de 300 kilometer aan prima fietspaden in deze grote stad was er toch een overweldigende hoeveelheid blik op de weg. Misschien hielp de regen ook niet er mee. In partyhostel BoGo was het lekker droog en we speelden twee potjes beerpong met de aanwezige gasten. We lieten de nightlife van Bogota voor wat het was en slopen weg van het partygebeuren in het hostel om ons bed op te zoeken, want we waren doodmoe van de slinger rit. De volgende ochtend besloten we haast traditiegetrouw voor een “free tour”-achtige excursie.

Het startpunt van de tour was Plaza del Chorro de Quevedo in de wijk La Candelaria, waar ook ons hostel zich bevond. Dit punt was waar Santa Fe de Bogota in 1538 werd gesticht door Gonzalo Jiménez de Quesada, Sebastián de Belalcázar en Nikolaus Federmann. De naam van de stad stamt van Bacatá, een verblijfplaats van de Muisca-indianen. Een weetje over het ontstaan van Bogota: eigenlijk is Bogota twee keer gesticht; de eerste stichting vond plaats toen Quesada op 6 augustus 1538 met een Heilige Mis twaalf boerderijen in Santafé liet wijden en vervolgens symbolisch gras uit de grond trok en iedereen uitdaagde die zich tegen de stichting zou verzetten. In feite noemde hij de plek toen Nuestra Señora de la Esperanza. De tweede en officiële stichting vond plaats op 27 april 1539 toen Quesada samen met Sebastián de Belalcázar en Nikolaus Federmann aan de voorwaarden van de Spaanse Kroon voldeed door het installeren van een burgemeester en raad, het bepalen van het stratenplan en bouwkavels, en het afbakenen van de Plaza Mayor. Toen kreeg de plek de naam Santafé de Bogotá. Op de plaats waar Bogota in 1538 werd gesticht staat nu de Catedral Primada aan de Plaza de Bolivar. Bogota is nu het belangrijkste centrum van Colombia, zowel politiek en financieel als cultureel. Het is een wereldstad met in het centrum kleurrijke hoogbouw, omgeven door redelijk modern aandoende voorsteden met voornamelijk laagbouw. De stad telt zo’n 8 miljoen inwoners. In vergelijking met Lima en Quito moet gezegd worden dat Bogota toch minder welvarend en modern aandoet. Tijdens de wandeling door La Candelaria komt dit duidelijk naar voren: de hoofdstad van een land waar grote politieke instabiliteit heerst met een kersvers wankel vredesakkoord waar corruptie hoogtij viert. Hier en daar een hip eettentje of een modern aandoend gebouw, maar ook talloze slecht onderhouden gebouwen. De smaragdmarkt is een goed voorbeeld van de economie van het land (Colombia is ’s werelds grootste smaragdproducent): je kunt in de officiële juwelierszaken aan de Avenida Jimenez De Quesada gecertificeerde smaragdstenen kopen, maar 50 meter verderop het Plazoleta del Rosario is er een bloeiende zwarte markt waar je de handelaren herkent aan hun papieren revers op hun colberts waar de stenen zijn ingevouwen. Een ander product waar Colombia mondiaal koploper is als producent is waarschijnlijk hoofdoorzaak van de heeft de complexe en ondoorzichtig machtsstructuur in het land en ook zeker in Bogota. Dit product is natuurlijk cocaïne en onze gids gaf aan dat lokale druglords nog steeds zeer grote invloed hebben op de politieke en sociale agenda van dorpen, steden en regio’s. Colombia is helaas daarom ook mondiaal koploper in het aantal jaarlijks omgebrachte mensenrechtenactivisten. De meeste agressie tegen mensenrechtenorganisaties houden verband met de verdediging van ontheemde gemeenschappen die terug wensen te keren naar hun gronden. Het land heeft nog een lange weg te gaan. Wij besloten de wandeling met een bezoek aan een heus hippe coffeeshop. Ondanks dat Colombia de beste koffie van de wereld produceert kent het zelf geen koffiecultuur. De coffeeshop in kwestie wil daar verandering in brengen en de barista van dienst experimenteert met aroma’s, watertemperatuur en duur van het zetten om de perfecte kop koffie te kunnen presenteren. Wij vonden de koffie heel erg goed, toch bleef de lekkerste koffie die wij tijdens de trip hebbben gedronken die bij Don Elias in Salento. De middag werd voor het grootste gedeelte doorgebracht in het Museo Botero.

Grondlegger is Fernando Botero die als belangrijkste (nog levende) kunstenaar van Colombia geldt. Zijn kunst kenmerkt zich door zijn onderzoek naar volumes en de herkenbare overdreven afmetingen. We aanschouwden de collectie en kwamen tot de conclusie dat we beide niet overdreven van Botero’s stijl gecharmeerd waren. Andere werken betroffen schilderijen/schetsen van o.a. Picasso, Max Ernst en Willem de Kooning, hoewel geen topstukken is het toch een aardig museum met goede belichting en met een ruime opzet waar het prettig toeven is. De derde dag brachten we een bezoek aan het Museo del Oro, nadat we van party hostel naar 40+ hostel waren geswitcht. Een werkelijk adembenemend museum met een ongelofelijke collectie aan topstukken van de belangrijkste pre-Spaanse culturen in Colombia en prachtig uitgestald over drie verdiepingen. Qua museumbezoeken in Zuid-Amerika vonden we dit het absolute hoogtepunt.

Dag vier was een thuisblijf dag, want Andrea voelde zich niet lekker en moest op bed blijven. Gelukkig was ze de volgende dag weer opgeknapt en konden we voordat de middagbuien los zouden barsten de Monserrate berg op met een funiculaire om van het uitzicht over de stad te genieten en de Basílica Santuario del Señor de Monserrate te bezoeken.

Na de panoramische foto’s daalden we de berg weer af nu met een grote kabelbaanlift. Die middag wandelden we over de hoofdstraat Carrera 10 naar het Museo Nacional. De straat was matig onderhouden en had weinig allure. Gelukkig gold het tegenovergestelde voor het Museo Nacional waar we net op tijd binnen waren voor een gigantische hoosbui. De tentoonstelling kende een 6 tal zalen met in ieder een deel van de geschiedenis van Colombia. Een zaal had een leuk creatief en interactief overzicht van de gebruiken en tradities van de inheemse volken, een portretoverzicht van alledaagse figuren en een groot geborduurd kleed als therapeutisch stuk gemaakt door vrouwen uit Noord-Colombia die getuige waren geweest van voortdurend extreem geweld. Zijn konden hier niet over praten maar borduren werkte als middel om het trauma te kunnen verwerken. Heel indrukwekkend. De andere zalen waren minder imponerend en vaak miste het verhaal bij het tentoongestelde: het wat werd niet gevolg door een waarom waardoor de context ontbrak en je het stuk (schilderij, voorwerp, boek) qua betekenis heel moeilijk kon duiden. Toch hing er 1 dubbelstuk schilderij van Botero met twee heldere en bijzondere onderwerpen: Bos & Boom. Een parel uit de collectie!

We hadden we een aardig beeld gekregen van de nationale geschiedenis en liepen tevreden het museum uit om een drankje te halen. Die avond dineerden we in Restaurante Leo; een heerlijke afsluiting van ons bezoek aan de hoofdstad van Colombia.

 
 
 

Opmerkingen


bottom of page